Beoordeel uzelf eerlijk en denk niet te hoog van uzelf.
(Romeinen 12:3)
Overmoedig zijn leidt onvermijdelijk tot een diepe val (Spr. 29:23). Denken dat je meer bent dan je werkelijk bent, is een groot, en helaas vaak voorkomend probleem, wat we niet makkelijk zien bij onszelf. Hoogmoed, ‘opgeblazen’ zijn, is een kernhouding die leidt tot allerlei zonden, waar je zelf vaak blind voor bent. Pas als je kiest voor nederigheid, zie je de dingen in het goede licht – inclusief jezelf.
Jezus vertelt het zo:
Wanneer u door iemand wordt uitgenodigd voor een bruiloft, kies dan niet de ereplaats. Want misschien is er wel iemand uitgenodigd die voornamer is dan u, en dan moet uw gastheer tegen u zeggen: “Sta uw plaats aan hem af”. Dan zult u beschaamd de minste plaats moeten innemen. Als u wordt uitgenodigd, kies dan de minste plaats, zodat uw gastheer tegen u zal zeggen: “Kom toch dichterbij!” Dan wordt u eer betoond ten overstaan van iedereen die samen met u aan tafel aanligt. Want wie zichzelf verhoogd zal vernederd worden, en wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden (Lukas 14:8-11).
Echte nederigheid kan komen als je beseft dat je niks van wat je hebt, zelf hebt verdiend. Als je verstand hebt om te leren, kracht hebt om te werken, discipline om doelen te behalen, een veilige opvoeding hebt gekregen, normen en waarden hebt opgepikt, dan is dat allemaal de genade van God. Als je ergens anders was geboren of andere omstandigheden had meegemaakt, was je net zo erg geweest als een willekeurige crimineel of probleemgeval die je misschien in je hart veroordeelt. En zelfs het feit dat je gelooft en daardoor je leven verandert, is een geschenk van God. Het feit dat je überhaupt de wil hebt God te gehoorzamen, is niet je eigen verdienste maar het werk van Gods Geest in je.
Dat is ontnuchterend. En kan je leiden tot oprechte nederigheid, hoeveel je ook bereikt in je leven. Vergeet nooit waar God je uit gered heeft en voor welke ellende Hij je bewaard heeft, en blijf daarvoor dankbaar:
Wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: ‘Wij zijn alleen maar knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan’ (Luk. 17:10).
Voor mensen die hebben geleerd radicaal te gehoorzamen – een heel goed ding en het doel van dit schrijven! – is het belangrijk dit niet te vergeten. Anders ga je mensen die nog niet zo ver zijn, veroordelen. En daarmee kan je ze niet goed meer verder helpen, en veroordeel je bovendien jezelf: want zonder Gods hulp zou je nog steeds diezelfde dingen doen en erger (Rom. 2:1-5)!
Gelukkig heb ík nooit last van overmoed en ben ik de nederigste van iedereen ter wereld, en hopelijk kunnen jullie van wat van me ler… ehh… Hoogmoed kan ongemerkt altijd weer de kop opsteken!
Als je hoogmoedig bent, word je door God tegengewerkt (Jak. 4:6). Niet omdat Hij je haat, maar omdat Hij je wakker wil makken dat je niet zo tof bent als je dacht. Hij wil je nederig van hart maken, zodat Hij je genade kan geven – want die nederigheid is de voorwaarde voor die genade.
Daarom is het kruis van Jezus zo geweldig. Het herinnert je voortdurend aan die onverdiende genade. Waardoor je blijft beseffen dat je God nodig hebt en blijft hebben.
Weerhoud Uw dienaar ook van hoogmoed.
Laat die over mij niet heersen.
Dan zal ik oprecht zijn en vrij van grote overtreding (Psalm 19:14).
En nederigheid betekent ook altijd openstaan voor correctie. In welke vorm ook. Zelfs door mensen heen die zelf ook fouten maken, of die het op een verkeerde manier brengen. Je hoeft zeker niet scheldpartijen of wangedrag te pikken, maar heb de houding om overal van te willen leren. Besef dat je niet de luxe hebt ook maar één les die God je wil leren, te missen.
Wie zich laat terechtwijzen, is op weg naar een gelukkig leven,
wie zich niet berispen laat, bevindt zich op een dwaalspoor (Spreuken 10:17).
OM TE BESPREKEN:
Ben je ongemerkt trots op dingen die goed bij je gaan? Sta even stil bij waar je zou zijn zonder Gods genade – zowel dat Hij je vergeeft als de kracht geeft zonde en slechte gewoontes te overwinnen.
In welke situaties kan je voortaan wat meer ‘achteraan zitten’?
ALS JE VERDER WIL LEZEN:
Deut. 8:12-18, Ef. 2:8-9, Dan. 4